Bible verses about "fool" | DSV

Psalms 14:1

1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.

Proverbs 26:3-12

3 Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten. 4 Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt. 5 Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij. 6 Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot. 7 Hef de benen van den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten. 8 Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger bindt, alzo is hij, die den zot eer geeft. 9 Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten. 10 De groten doen een iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders. 11 Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid. 12 Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting dan van hem.

Proverbs 18:7

7 De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel.

Proverbs 10:23

23 Het is voor den zot als spel schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen.

Proverbs 14:7-9

7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid.

Proverbs 17:28

28 Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig.

Proverbs 14:16

16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.

Titus 3:1-11

1 Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn; 2 Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen. 3 Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende. 4 Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, 5 Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes; 6 Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker; 7 Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. 8 Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt, opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken voor te staan; deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den mensen. 9 Maar wedersta de dwaze vragen en geslachtsrekeningen, en twistingen, en strijdingen over de wet; want zij zijn onnut en ijdel. 10 Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning; 11 Wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld.

Proverbs 28:26

26 Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen.

Matthew 5:22

22 Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.

Proverbs 18:6

6 De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.

Proverbs 29:9

9 Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust.

Proverbs 26:19

19 Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede?

Proverbs 29:11

11 Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts.

Proverbs 1:7

7 De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

Proverbs 18:2

2 De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt.

Topical data is from OpenBible.info, retrieved November 11, 2013, and licensed under a Creative Commons Attribution License.