Psalms 73

DSV_Strongs(i)
  1 H4210 Een psalm H623 van Asaf H430 . Immers is God H3478 Israel H2896 goed H1249 , dengenen, die rein H3824 van harte zijn.
  2 H7272 Maar mij aangaande, mijn voeten H4592 waren bijna H5186 H8804 H8675 H5186 H8803 uitgeweken H838 ; mijn treden H369 waren bijkans H8210 H8795 uitgeschoten.
  3 H7065 H8765 Want ik was nijdig H1984 H8802 op de dwazen H7200 H8799 , ziende H7563 der goddelozen H7965 vrede.
  4 H2784 Want er zijn geen banden H4194 tot hun dood H193 toe, en hun kracht H1277 is fris.
  5 H5999 Zij zijn niet in de moeite H582 [als] [andere] mensen H5973 , en worden met H120 [andere] mensen H5060 H8792 niet geplaagd.
  6 H6059 H0 Daarom omringt H1346 hen de hovaardij H6059 H8804 als een keten H2555 ; het geweld H5848 H8799 bedekt H7897 hen [als] een gewaad.
  7 H5869 Hun ogen H3318 H8804 puilen uit H2459 van vet H4906 ; zij gaan de inbeeldingen H3824 des harten H5674 H8804 te boven.
  8 H4167 H8686 Zij mergelen [de] [lieden] uit H1696 H8762 , en spreken H7451 boselijk H6233 van verdrukking H1696 H8762 ; zij spreken H4791 uit de hoogte.
  9 H8371 H8804 Zij zetten H6310 hun mond H8064 tegen den hemel H3956 , en hun tong H1980 H8799 wandelt H776 op de aarde.
  10 H7725 H8799 H8675 H7725 H8686 Daarom keert zich H5971 Zijn volk H1988 hiertoe H4325 , als hun wateren H4392 eens vollen H4680 H8735 [bekers] worden uitgedrukt,
  11 H559 H8804 Dat zij zeggen H410 : Hoe zou het God H3045 H8804 weten H1844 , en zou er wetenschap H3426 zijn H5945 bij den Allerhoogste?
  12 H7563 Ziet, dezen zijn goddeloos H7961 ; nochtans hebben zij rust H5769 in de wereld H7685 H8689 ; zij vermenigvuldigen H2428 het vermogen.
  13 H7385 Immers heb ik te vergeefs H3824 mijn hart H2135 H8765 gezuiverd H3709 , en mijn handen H5356 in onschuld H7364 H8799 gewassen.
  14 H3117 Dewijl ik den gansen dag H5060 H8803 geplaagd ben H8433 , en mijn straffing H1242 is er alle morgens.
  15 H559 H8804 Indien ik zou zeggen H3644 : Ik zal ook alzo H5608 H8762 spreken H898 H8804 ; ziet, zo zou ik trouweloos zijn H1755 aan het geslacht H1121 Uwer kinderen.
  16 H2803 H8762 Nochtans heb ik gedacht H3045 H8800 om dit te mogen verstaan H5999 ; [maar] het was moeite H5869 in mijn ogen;
  17 H410 Totdat ik in Gods H4720 heiligdommen H935 H8799 inging H319 , [en] op hun einde H995 H8799 merkte.
  18 H7896 H8799 Immers zet Gij H2513 hen op gladde plaatsen H5307 H8689 ; Gij doet hen vallen H4876 in verwoestingen.
  19 H7281 Hoe worden zij als in een ogenblik H8047 tot verwoesting H5486 H8804 , nemen een einde H8552 H8804 , worden te niet H1091 van verschrikkingen!
  20 H2472 Als een droom H6974 H8687 na het ontwaken H5782 ! Als Gij opwaakt H136 , o Heere H6754 , [dan] zult Gij hun beeld H959 H8799 verachten.
  21 H3824 Als mijn hart H2556 H8691 opgezwollen was H3629 , en ik in mijn nieren H8150 H8709 geprikkeld werd,
  22 H1198 Toen was ik onvernuftig H3045 H8799 , en wist niets H929 ; ik was een groot beest bij U.
  23 H8548 Ik zal dan geduriglijk H3225 H3027 bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand H270 H8804 gevat;
  24 H5148 H8686 Gij zult mij leiden H6098 door Uw raad H310 ; en daarna H3519 zult Gij mij [in] heerlijkheid H3947 H8799 opnemen.
  25 H8064 Wien heb ik [nevens] [U] in den hemel H2654 H8804 ? Nevens U lust mij H776 ook niets op de aarde!
  26 H3615 H8804 Bezwijkt H7607 mijn vlees H3824 en mijn hart H430 , zo is God H6697 de Rotssteen H3824 mijns harten H2506 , en mijn Deel H5769 in eeuwigheid.
  27 H7369 Want ziet, die verre H6 H8799 van U zijn, zullen vergaan H6789 H8689 ; Gij roeit uit H2181 H8802 , al wie van U afhoereert;
  28 H589 Maar mij H2896 aangaande, het is mij goed H7132 nabij H430 God H7896 H8804 te wezen; ik zet H4268 mijn betrouwen H136 op den Heere H3069 HEERE H4399 , om al Uw werken H5608 H8763 te vertellen.