DSV_Strongs(i)
1
H4210
Een psalm
H623
van Asaf
H430
. Immers is God
H3478
Israel
H2896
goed
H1249
, dengenen, die rein
H3824
van harte zijn.
2
H7272
Maar mij aangaande, mijn voeten
H4592
waren bijna
H5186 H8804 H8675 H5186 H8803
uitgeweken
H838
; mijn treden
H369
waren bijkans
H8210 H8795
uitgeschoten.
3
H7065 H8765
Want ik was nijdig
H1984 H8802
op de dwazen
H7200 H8799
, ziende
H7563
der goddelozen
H7965
vrede.
5
H5999
Zij zijn niet in de moeite
H582
[als] [andere] mensen
H5973
, en worden met
H120
[andere] mensen
H5060 H8792
niet geplaagd.
6
H6059 H0
Daarom omringt
H1346
hen de hovaardij
H6059 H8804
als een keten
H2555
; het geweld
H5848 H8799
bedekt
H7897
hen [als] een gewaad.
7
H5869
Hun ogen
H3318 H8804
puilen uit
H2459
van vet
H4906
; zij gaan de inbeeldingen
H3824
des harten
H5674 H8804
te boven.
8
H4167 H8686
Zij mergelen [de] [lieden] uit
H1696 H8762
, en spreken
H7451
boselijk
H6233
van verdrukking
H1696 H8762
; zij spreken
H4791
uit de hoogte.
9
H8371 H8804
Zij zetten
H6310
hun mond
H8064
tegen den hemel
H3956
, en hun tong
H1980 H8799
wandelt
H776
op de aarde.
10
H7725 H8799 H8675 H7725 H8686
Daarom keert zich
H5971
Zijn volk
H1988
hiertoe
H4325
, als hun wateren
H4392
eens vollen
H4680 H8735
[bekers] worden uitgedrukt,
11
H559 H8804
Dat zij zeggen
H410
: Hoe zou het God
H3045 H8804
weten
H1844
, en zou er wetenschap
H3426
zijn
H5945
bij den Allerhoogste?
12
H7563
Ziet, dezen zijn goddeloos
H7961
; nochtans hebben zij rust
H5769
in de wereld
H7685 H8689
; zij vermenigvuldigen
H2428
het vermogen.
13
H7385
Immers heb ik te vergeefs
H3824
mijn hart
H2135 H8765
gezuiverd
H3709
, en mijn handen
H5356
in onschuld
H7364 H8799
gewassen.
14
H3117
Dewijl ik den gansen dag
H5060 H8803
geplaagd ben
H8433
, en mijn straffing
H1242
is er alle morgens.
15
H559 H8804
Indien ik zou zeggen
H3644
: Ik zal ook alzo
H5608 H8762
spreken
H898 H8804
; ziet, zo zou ik trouweloos zijn
H1755
aan het geslacht
H1121
Uwer kinderen.
16
H2803 H8762
Nochtans heb ik gedacht
H3045 H8800
om dit te mogen verstaan
H5999
; [maar] het was moeite
H5869
in mijn ogen;
17
H410
Totdat ik in Gods
H4720
heiligdommen
H935 H8799
inging
H319
, [en] op hun einde
H995 H8799
merkte.
18
H7896 H8799
Immers zet Gij
H2513
hen op gladde plaatsen
H5307 H8689
; Gij doet hen vallen
H4876
in verwoestingen.
19
H7281
Hoe worden zij als in een ogenblik
H8047
tot verwoesting
H5486 H8804
, nemen een einde
H8552 H8804
, worden te niet
H1091
van verschrikkingen!
20
H2472
Als een droom
H6974 H8687
na het ontwaken
H5782
! Als Gij opwaakt
H136
, o Heere
H6754
, [dan] zult Gij hun beeld
H959 H8799
verachten.
21
H3824
Als mijn hart
H2556 H8691
opgezwollen was
H3629
, en ik in mijn nieren
H8150 H8709
geprikkeld werd,
24
H5148 H8686
Gij zult mij leiden
H6098
door Uw raad
H310
; en daarna
H3519
zult Gij mij [in] heerlijkheid
H3947 H8799
opnemen.
25
H8064
Wien heb ik [nevens] [U] in den hemel
H2654 H8804
? Nevens U lust mij
H776
ook niets op de aarde!
26
H3615 H8804
Bezwijkt
H7607
mijn vlees
H3824
en mijn hart
H430
, zo is God
H6697
de Rotssteen
H3824
mijns harten
H2506
, en mijn Deel
H5769
in eeuwigheid.