Lamentations 4

DSV_Strongs(i)
  1 H2091 [Aleph]. Hoe is het goud H6004 H8714 [zo] verdonkerd H2896 , het goede H3800 fijne goud H8132 H8799 [zo] veranderd H68 ! [Hoe] zijn de stenen H6944 des heiligdoms H7218 vooraan H2351 op alle straten H8210 H8691 verworpen!
  2 H3368 [Beth]. De kostelijke H1121 kinderen H6726 Sions H6337 , tegen fijn goud H5537 H8794 geschat H2803 H8738 , hoe zijn zij [nu] gelijk gerekend H2789 aan de aarden H5035 flessen H4639 , het werk H3027 van de handen H3335 H8802 eens pottenbakkers!
  3 H2502 H0 [Gimel]. Zelfs laten H8577 de zeekalveren H7699 de borsten H2502 H8804 neder H3243 H8689 , zij zogen H1482 hun welpen H1323 ; [maar] de dochter H5971 mijns volks H393 is als een wrede H3283 geworden, gelijk de struisen H4057 in de woestijn.
  4 H3956 [Daleth]. De tong H3243 H8802 van het zoogkind H1692 H8804 kleeft H2441 aan zijn gehemelte H6772 van dorst H5768 ; de kinderkens H7592 H8804 eisen H3899 brood H6566 H8802 , er is niemand, die [het] hun mededeelt.
  5 H4574 [He]. Die lekkernijen H398 H8802 aten H8074 H8738 , versmachten H2351 [nu] op de straten H8438 ; die in karmozijn H539 H8803 opgetrokken zijn H2263 H8765 , omhelzen H830 den drek.
  6 H5771 [Vau]. En de ongerechtigheid H1323 der dochter H5971 mijns volks H1431 H8799 is groter H2403 dan de zonden H5467 van Sodom H7281 , dat als in een ogenblik H2015 H8803 omgekeerd werd H3027 , en geen handen H2342 H8804 hadden arbeid over haar.
  7 H5139 [Zain]. Haar bijzondersten H2141 H8804 waren reiner H7950 dan de sneeuw H6705 H8804 , zij waren witter H2461 dan melk H119 H8804 ; zij waren roder H6106 van lichaam H6443 dan robijnen H1508 , gladder H5601 dan een saffier.
  8 H8389 [Cheth]. [Maar] [nu] is hun gedaante H2821 H8804 verduisterd H7815 van zwartigheid H5234 H8738 , men kent H2351 hen niet op de straten H5785 ; hun huid H6821 H8804 kleeft H6106 aan hun beenderen H3001 H8804 , zij is verdord H6086 , zij is geworden als een hout.
  9 H2491 [Teth]. De verslagenen H2719 van het zwaard H2896 zijn gelukkiger H2491 dan de verslagenen H7458 van den honger H1992 ; want die H2100 H8799 vlieten daarhenen H1856 H8794 , [als] doorstoken zijnde H8570 , omdat er geen vruchten H7704 der velden zijn.
  10 H3027 [Jod]. De handen H7362 der barmhartige H802 vrouwen H3206 hebben haar kinderen H1310 H8765 gekookt H1262 H8763 ; zij zijn haar tot spijze H7667 geworden in de verbreking H1323 der dochter H5971 mijns volks.
  11 H3068 [Caph]. De HEERE H2534 heeft Zijn grimmigheid H3615 H8765 volbracht H2740 , Hij heeft de hittigheid H639 Zijns toorns H8210 H8804 uitgestort H6726 ; en Hij heeft te Sion H784 een vuur H3341 H8686 aangestoken H3247 , hetwelk haar fondamenten H398 H8799 verteerd heeft.
  12 H4428 [Lamed]. De koningen H776 der aarde H539 H8689 zouden het niet geloofd hebben H3427 H8802 , noch al de inwoners H8398 der wereld H6862 , dat de tegenpartijder H341 H8802 en vijand H8179 tot de poorten H3389 van Jeruzalem H935 H8799 zou ingaan.
  13 H2403 [Mem]. Het is vanwege de zonden H5030 harer profeten H5771 , [en] de misdaden H3548 harer priesteren H7130 , die in het midden H1818 van haar het bloed H6662 der rechtvaardigen H8210 H8802 vergoten hebben.
  14 H5128 H8804 [Nun]. Zij zwierven H5787 [als] blinden H2351 op de straten H1818 , zij waren met bloed H1351 H8738 besmet H3808 , zodat men niet H3201 H8799 kon H5060 H0 zien, [of] men raakte H3830 hun klederen H5060 H8799 aan.
  15 H7121 H8804 [Samech]. Zij riepen H5493 H8798 tot hen: Wijkt H2931 , [hier] [is] een onreine H5493 H8798 , wijkt H5493 H8798 , wijkt H5060 H8799 , roert niet aan H5132 H8804 ! Zekerlijk, zij zijn weggevlogen H5128 H8804 , ja, weggezworven H559 H8804 ; zij zeiden H1471 onder de heidenen H3254 H8686 : Zij zullen er niet langer H1481 H8800 wonen.
  16 H3068 [Pe]. Des HEEREN H6440 aangezicht H2505 H8765 heeft ze verdeeld H3254 H8686 . Hij zal ze voortaan niet meer H5027 H8687 aanzien H6440 ; zij hebben het aangezicht H3548 der priesteren H5375 H8804 niet geeerd H2205 , zij hebben den ouden H2603 H8804 geen genade bewezen.
  17 H3615 H8799 [Ain]. Nog bezweken H5869 ons onze ogen H1892 , [ziende] naar onze ijdele H5833 hulp H6822 H8765 ; wij gaapten H6836 met ons gapen H1471 op een volk H3467 H8686 , [dat] niet kon verlossen.
  18 H6806 [Tsade]. Zij hebben onze gangen H6679 H8804 nagespeurd H7339 , dat wij op onze straten H3212 H8800 niet gaan konden H7093 ; ons einde H7126 H8804 is genaderd H3117 , onze dagen H4390 H8804 zijn vervuld H7093 , ja, ons einde H935 H8804 is gekomen.
  19 H7291 H8802 [Koph]. Onze vervolgers H7031 zijn sneller H5404 geweest dan de arenden H8064 des hemels H2022 ; zij hebben ons op de bergen H1814 H8804 hittiglijk vervolgd H4057 , in de woestijn H693 H8804 hebben zij ons lagen gelegd.
  20 H7307 [Resch]. De adem H639 onzer neuzen H4899 , de gezalfde H3068 des HEEREN H3920 H8738 , is gevangen H7825 in hun groeven H559 H8804 ; [van] welken wij zeiden H6738 : Wij zullen onder zijn schaduw H2421 H8799 leven H1471 onder de heidenen!
  21 H7797 H8798 [Schin]. Wees vrolijk H8055 H8798 , en verblijd u H1323 , gij dochter H123 Edoms H776 , die in het land H5780 Uz H3427 H8802 woont H3563 ! [doch] de beker H5674 H8799 zal ook tot u komen H7937 H8799 , gij zult dronken worden H6168 H8691 , en ontbloot worden.
  22 H5771 [Thau]. Uw ongerechtigheid H8552 H8804 heeft een einde H1323 , o gij dochter H6726 Sions H3254 H8686 ! Hij zal u niet meer H1540 H8687 gevankelijk doen wegvoeren H5771 ; [maar] uw ongerechtigheid H1323 , o gij dochter H123 Edoms H6485 H8804 ! zal Hij bezoeken H2403 ; Hij zal uw zonden H1540 H8765 ontdekken.