DSV_Strongs(i)
1
H8203
Als Sefatja
H1121
, de zoon
H4977
van Matthan
H1436
, en Gedalia
H1121
, de zoon
H6583
van Pashur
H3116
, en Juchal
H1121
, de zoon
H8018
van Selemja
H6583
, en Pashur
H1121
, de zoon
H4441
van Malchia
H1697
, de woorden
H8085 H8799
hoorden
H3414
, die Jeremia
H5971
tot al het volk
H1696 H8764
sprak
H559 H8800
, zeggende:
2
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H5892
: Wie in deze stad
H3427 H8802
blijft
H2719
, zal door het zwaard
H7458
, door den honger
H1698
of door de pestilentie
H4191 H8799
sterven
H3778
; maar wie tot de Chaldeen
H3318 H8802
uitgaat
H2421 H8804
, die zal leven
H5315
, want hij zal zijn ziel
H7998
tot een buit
H2421 H8799 H8675 H2425 H8804
hebben, en zal leven.
3
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H5892
: Deze stad
H5414 H8736
zal zekerlijk
H5414 H8735
gegeven worden
H3027
in de hand
H2428
van het heir
H4428
des konings
H894
van Babel
H3920 H8804
, datzelve zal ze innemen;
4
H559 H8799
Zo zeiden
H8269
de vorsten
H4428
tot den koning
H376
: Laat toch dezen man
H4191 H8714
gedood worden
H3651
; want aldus
H7503 H0
maakt hij
H3027
de handen
H582 H4421
der krijgslieden
H5892
, die in deze stad
H7604 H8737
zijn overgebleven
H3027
, en de handen
H5971
des gansen volks
H7503 H8764
slap
H1697
, alzulke woorden
H1696 H8763
tot hen sprekende
H376
; want deze man
H1875 H8802
zoekt
H7965
den vrede
H5971
dezes volks
H7451
niet, maar het kwaad.
5
H4428
En de koning
H6667
Zedekia
H559 H8799
zeide
H3027
: Ziet, hij is in uw hand
H4428
; want de koning
H1697
zou geen ding
H3201 H8799
tegen u vermogen.
6
H3947 H8799
Toen namen zij
H3414
Jeremia
H7993 H8686
en wierpen
H953
hem in den kuil
H4441
van Malchia
H1121
, den zoon
H4428
van Hammelech
H2691
, die in het voorhof
H4307
der bewaring
H7971 H0
was, en zij lieten
H3414
Jeremia
H7971 H8762
af
H2256
met zelen
H953
; in den kuil
H4325
nu was geen water
H2916
, maar slijk
H3414
; en Jeremia
H2883 H8799
zonk
H2916
in het slijk.
7
H5663
Als nu Ebed-melech
H3569
, de Moorman
H376
, een
H5631
der kamerlingen
H4428
, die toen in des konings
H1004
huis
H8085 H8799
was, hoorde
H3414
, dat zij Jeremia
H953
in den kuil
H5414 H8804
gedaan hadden
H4428
(de koning
H3427 H8802
nu zat
H8179
in de poort
H1144
van Benjamin);
8
H3318 H8799
Zo ging
H5663
Ebed-melech
H1004
uit het huis
H4428
des konings
H1696 H8762
uit, en hij sprak
H4428
tot den koning
H559 H8800
, zeggende:
9
H113
Mijn heer
H4428
koning
H582
! deze mannen
H7489 H8689
hebben kwalijk gehandeld
H6213 H8804
in alles, wat zij gedaan hebben
H5030
aan den profeet
H3414
Jeremia
H953
, dien zij in den kuil
H7993 H8689
geworpen hebben
H8478
; daar hij toch in zijn plaats
H4191 H8799
zou gestorven zijn
H6440
vanwege
H7458
den honger
H3899
, dewijl geen brood
H5892
meer in de stad is.
10
H6680 H8762
Toen gebood
H4428
de koning
H3569
den Moorman
H5663
Ebed-melech
H559 H8800
, zeggende
H3947 H8798
: Neem
H7970
van hier dertig
H582
mannen
H3027
onder uw hand
H5927 H0
, en haal
H5030
den profeet
H3414
Jeremia
H5927 H8689
op
H953
uit den kuil
H4191 H8799
, eer dat hij sterft.
11
H3947 H8799
Alzo nam
H5663
Ebed-melech
H582
de mannen
H3027
onder zijn hand
H935 H8799
, en ging
H4428
in des konings
H1004
huis
H214
tot onder de schatkamer
H3947 H8799
, en nam
H1094
van daar enige oude
H5499
verscheurde
H1094
en oude
H4418
versleten lompen
H7971 H0
; en hij liet
H2256
ze met zelen
H7971 H8762
af
H3414
tot Jeremia
H953
in den kuil.
12
H5663
En Ebed-melech
H3569
, de Moorman
H559 H8799
, zeide
H3414
tot Jeremia
H7760 H8798
: Leg
H1094
nu deze oude
H5499
verscheurde
H4418
en versleten lompen
H679
onder de oksels
H3027
uwer armen
H2256
, van onder aan de zelen
H3414
. En Jeremia
H6213 H8799
deed alzo.
13
H4900 H8799
En zij trokken
H3414
Jeremia
H2256
bij de zelen
H5927 H8686
, en haalden hem op
H953
uit de kuil
H3414
; en Jeremia
H3427 H8799
bleef
H2691
in het voorhof
H4307
der bewaring.
14
H7971 H8799
Toen zond
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H5030
henen, en liet den profeet
H3414
Jeremia
H3947 H8799
tot zich halen
H7992
, in den derden
H3996
ingang
H3068
, die aan des HEEREN
H1004
huis
H4428
was; en de koning
H559 H8799
zeide
H3414
tot Jeremia
H1697
: Ik zal u een ding
H7592 H8802
vragen
H3582 H8762
, verheel geen ding voor mij.
15
H3414
En Jeremia
H559 H8799
zeide
H6667
tot Zedekia
H5046 H8686
: Als ik [het] u verklaren zal
H4191 H8687
, zult gij mij niet zekerlijk
H4191 H8686
doden
H3289 H8799
? En als ik u raad zal geven
H8085 H8799
, gij zult [toch] naar mij niet horen.
16
H7650 H8735
Toen zwoer
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H3414
aan Jeremia
H5643
in het verborgene
H559 H8800
, zeggende
H3068
: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE
H2416
leeft
H5315
, Die ons deze ziel
H6213 H8804
gemaakt heeft
H4191 H8686
: Indien ik u zal doden
H5414 H8799
, of indien ik u zal overgeven
H3027
in de hand
H582
dezer mannen
H5315
, die uw ziel
H1245 H8764
zoeken!
17
H3414
Jeremia
H559 H8799
dan zeide
H6667
tot Zedekia
H559 H8804
: Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H6635
der heirscharen
H430
, de God
H3478
Israels
H3318 H8800
: Indien gij gewilliglijk
H8269
tot de vorsten
H4428
des koning
H894
van Babel
H3318 H8799
zult uitgaan
H5315
, zo zal uw ziel
H2421 H8804
leven
H5892
, en deze stad
H8313 H8735
zal niet verbrand worden
H784
met vuur
H2421 H8804
; en gij zult leven
H1004
, gij en uw huis.
18
H8269
Maar indien gij tot de vorsten
H4428
des konings
H894
van Babel
H3318 H8799
niet zult uitgaan
H5892
, zo zal deze stad
H5414 H8738
gegeven worden
H3027
in de hand
H3778
der Chaldeen
H784
, en zij zullen ze met vuur
H8313 H8804
verbranden
H3027
; ook zult gij van hunlieder hand
H4422 H8735
niet ontkomen.
19
H4428
En de koning
H6667
Zedekia
H559 H8799
zeide
H3414
tot Jeremia
H1672 H8802
: Ik ben bevreesd
H3064
voor de Joden
H3778
, die tot de Chaldeen
H5307 H8804
gevallen zijn
H3027
, dat zij mij misschien in derzelver hand
H5414 H8799
overgeven
H5953 H8694
, en zij den spot met mij drijven.
20
H3414
En Jeremia
H559 H8799
zeide
H5414 H8799
: Zij zullen [u] niet overgeven
H8085 H8798
; wees toch gehoorzaam
H6963
aan de stem
H3068
des HEEREN
H1696 H8802
, naar dewelke ik tot u spreek
H3190 H8799
; zo zal het u welgaan
H5315
, en uw ziel
H2421 H8799
zal leven.
21
H3986
Maar indien gij weigert
H3318 H8800
uit te gaan
H1697
, [zo] is dit het woord
H3068
, dat de HEERE
H7200 H8689
mij heeft doen zien;
22
H802
Ziedaar, al de vrouwen
H1004
, die in het huis
H4428
des konings
H3063
van Juda
H7604 H8738
zijn overgebleven
H3318 H8716
, zullen uitgevoerd worden
H8269
tot de vorsten
H4428
des konings
H894
van Babel
H559 H8802
; en dezelve zullen zeggen
H582 H7965
: Uw vredegenoten
H5496 H8689
hebben u aangehitst
H3201 H8804
, en hebben u overmocht
H7272
; uw voeten
H1206
zijn in den modder
H2883 H8717
gezonken
H268
; zij zijn achterwaarts
H5472 H8738
gekeerd!
23
H802
Zij zullen dan al uw vrouwen
H1121
en al uw zonen
H3778
tot de Chaldeen
H3318 H8688
uitvoeren
H3027
; ook zult gij zelf van hun hand
H4422 H8735
niet ontkomen
H3027
; maar gij zult door de hand
H4428
des konings
H894
van Babel
H8610 H8735
gegrepen worden
H5892
, en gij zult deze stad
H784
met vuur
H8313 H8799
verbranden.
24
H559 H8799
Toen zeide
H6667
Zedekia
H3414
tot Jeremia
H376
: Dat niemand
H3045 H8799
wete
H1697
van deze woorden
H4191 H8799
, zo zult gij niet sterven.
25
H8269
En als de vorsten
H8085 H8799
zullen horen
H1696 H8765
, dat ik met u gesproken heb
H935 H8804
, en tot u komen
H559 H8804
, en tot u zeggen
H5046 H8685
: Verklaar
H4428
ons nu, wat hebt gij tot den koning
H1696 H8765
gesproken
H3582 H8762
? verheel
H4191 H8686
het niet voor ons, zo zullen wij u niet doden
H4428
; en wat heeft de koning
H1696 H8765
tot u gesproken?
26
H559 H8804
Zo zult gij tot hen zeggen
H5307 H8688
: Ik wierp
H8467
mijn smeking
H4428
voor des konings
H6440
aangezicht
H7725 H8687
neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen
H3083
in Jonathans
H1004
huis
H4191 H8800
, om aldaar te sterven.