Jeremiah 37

DSV_Strongs(i)
  1 H6667 En Zedekia H1121 , zoon H2977 van Josia H4427 H8799 , regeerde H4428 , koning H3659 zijnde, in plaats van Chonja H3079 , Jojakims H1121 zoon H5019 , welken [Zedekia] Nebukadrezar H4428 , de koning H894 van Babel H4427 H8689 , koning gemaakt had H776 in het land H3063 van Juda.
  2 H8085 H8804 Maar hij hoorde H5650 niet, hij, noch zijn knechten H5971 , noch het volk H776 des lands H1697 , naar de woorden H3068 des HEEREN H1696 H8765 , die Hij sprak H3027 door den dienst H5030 van den profeet H3414 Jeremia.
  3 H7971 H8799 Nochtans zond H4428 de koning H6667 Zedekia H3081 Juchal H1121 , den zoon H8018 van Selemja H6846 , en Sefanja H1121 , den zoon H4641 van Maaseja H3548 , den priester H5030 , tot den profeet H3414 Jeremia H559 H8800 , om te zeggen H6419 H8690 : Bid H3068 toch voor ons tot den HEERE H430 , onzen God!
  4 H3414 (Want Jeremia H935 H8804 was [nog] ingaande H3318 H8802 en uitgaande H8432 in het midden H5971 des volks H1004 H3628 , en zij hadden hem [nog] in het gevangenhuis H5414 H8804 niet gesteld.
  5 H6547 En Farao's H2428 heir H4714 was uit Egypte H3318 H8804 uitgetogen H3778 ; en de Chaldeen H3389 , die Jeruzalem H6696 H8802 belegerden H8088 , als zij het gerucht H8085 H8799 van hen gehoord hadden H3389 , zo waren zij van Jeruzalem H5927 H8735 opgetogen).
  6 H3068 Toen geschiedde des HEEREN H1697 woord H5030 tot den profeet H3414 Jeremia H559 H8800 , zeggende:
  7 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H559 H8799 : Zo zult gijlieden zeggen H4428 tot den koning H3063 van Juda H7971 H8802 , die u tot Mij gezonden heeft H1875 H8800 , om Mij te vragen H6547 : Ziet, Farao's H2428 heir H5833 , dat u ter hulpe H3318 H8802 uitgetogen is H7725 H8804 , zal wederkeren H776 in zijn land H4714 , [in] Egypte;
  8 H3778 En de Chaldeen H7725 H8804 zullen wederkeren H5892 , en tegen deze stad H3898 H8738 strijden H3920 H8804 ; en zij zullen ze innemen H784 , en zullen ze met vuur H8313 H8804 verbranden.
  9 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H5377 H8686 : Bedriegt H5315 uw zielen H559 H8800 niet, zeggende H3778 : De Chaldeen H1980 H8800 zullen zekerlijk H3212 H8799 van ons wegtrekken H3212 H8799 ; want zij zullen niet wegtrekken.
  10 H5221 H8689 Want al sloegt gijlieden H2428 het ganse heir H3778 der Chaldeen H3898 H8737 , die tegen u strijden H7604 H8738 , en er bleven H1856 H8794 van hen [enige] verwonde H582 mannen H376 over, zo zouden zich die, een iegelijk H168 in zijn tent H6965 H8799 , opmaken H5892 , en deze stad H784 met vuur H8313 H8804 verbranden.
  11 H2428 Voorts geschiedde het, als het heir H3778 der Chaldeen H3389 van Jeruzalem H5927 H8736 was opgetogen H6440 , vanwege H6547 Farao's H2428 heir;
  12 H3414 Dat Jeremia H3389 uit Jeruzalem H3318 H8799 uitging H3212 H8800 , om te gaan H776 [in] het land H1144 van Benjamin H2505 H8687 , om van daar te scheiden H8432 door het midden H5971 des volks.
  13 H8179 Als hij in de poort H1144 van Benjamin H1167 H6488 was, zo was daar de wachtmeester H8034 , wiens naam H3376 was Jerija H1121 , de zoon H8018 van Selemja H1121 , den zoon H2608 van Hananja H8610 H8799 ; die greep H5030 den profeet H3414 Jeremia H559 H8800 , zeggende H3778 : Gij wilt tot de Chaldeen H5307 H8802 vallen!
  14 H3414 En Jeremia H559 H8799 zeide H8267 : Het is vals H3778 , ik wil niet tot de Chaldeen H5307 H8802 vallen H8085 H8804 . Doch hij hoorde H3376 niet naar hem; maar Jerija H8610 H8799 greep H3414 Jeremia H935 H8686 aan, en bracht H8269 hem tot de vorsten.
  15 H8269 En de vorsten H7107 H8799 werden zeer toornig H3414 op Jeremia H5221 H8689 en sloegen H5414 H8804 hem; en zij stelden H612 hem in het gevangenhuis H1004 , ten huize H3083 van Jonathan H5608 H8802 , den schrijver H3608 ; want zij hadden dat tot een gevangenhuis H6213 H8804 gemaakt.
  16 H3414 Als Jeremia H1004 in de plaats H953 des kuils H2588 , en in de kotjes H935 H8804 gekomen was H3414 , en Jeremia H7227 aldaar veel H3117 dagen H3427 H8799 gezeten had;
  17 H7971 H8799 Zo zond H4428 de koning H6667 Zedekia H3947 H8799 henen, en liet hem halen H4428 ; en de koning H7592 H8799 vraagde H1004 hem in zijn huis H5643 , in het verborgene H559 H8799 , en zeide H1697 : Is er ook een woord H3068 van den HEERE H3414 ? En Jeremia H559 H8799 zeide H3426 : Er is H559 H8799 ; en hij zeide H3027 : Gij zult in de hand H4428 des konings H894 van Babel H5414 H8735 gegeven worden.
  18 H559 H8799 Voorts zeide H3414 Jeremia H4428 tot den koning H6667 Zedekia H5650 : Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten H5971 , of tegen dit volk H2398 H8804 gezondigd H1004 H3608 , dat gijlieden mij in het gevangenhuis H5414 H8804 gesteld hebt?
  19 H346 Waar zijn nu H5030 ulieder profeten H5012 H8738 , die u geprofeteerd hebben H559 H8800 , zeggende H4428 : De koning H894 van Babel H776 zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land H935 H8799 komen.
  20 H8085 H8798 Nu dan, hoor H113 toch, o mijn heer H4428 koning H8467 ! laat toch mijn smeking H6440 voor uw aangezicht H5307 H8799 nedervallen H7725 H8686 , en breng mij niet weder H1004 [in] het huis H3083 van Jonathan H5608 H8802 , den schrijver H4191 H8799 , opdat ik aldaar niet sterve.
  21 H6680 H0 Toen gaf H4428 de koning H6667 Zedekia H6680 H8762 bevel H6485 H8686 ; en zij bestelden H3414 Jeremia H2691 in het voorhof H4307 der bewaring H5414 H8800 , en men gaf H3117 hem des daags H3603 een bol H3899 broods H644 H8802 H2351 uit de Bakkerstraat H3899 , totdat al het brood H5892 van de stad H8552 H8800 op was H3427 H8799 . Alzo bleef H3414 Jeremia H2691 in het voorhof H4307 der bewaring.