DSV_Strongs(i)
1
H6667
En Zedekia
H1121
, zoon
H2977
van Josia
H4427 H8799
, regeerde
H4428
, koning
H3659
zijnde, in plaats van Chonja
H3079
, Jojakims
H1121
zoon
H5019
, welken [Zedekia] Nebukadrezar
H4428
, de koning
H894
van Babel
H4427 H8689
, koning gemaakt had
H776
in het land
H3063
van Juda.
2
H8085 H8804
Maar hij hoorde
H5650
niet, hij, noch zijn knechten
H5971
, noch het volk
H776
des lands
H1697
, naar de woorden
H3068
des HEEREN
H1696 H8765
, die Hij sprak
H3027
door den dienst
H5030
van den profeet
H3414
Jeremia.
3
H7971 H8799
Nochtans zond
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H3081
Juchal
H1121
, den zoon
H8018
van Selemja
H6846
, en Sefanja
H1121
, den zoon
H4641
van Maaseja
H3548
, den priester
H5030
, tot den profeet
H3414
Jeremia
H559 H8800
, om te zeggen
H6419 H8690
: Bid
H3068
toch voor ons tot den HEERE
H430
, onzen God!
4
H3414
(Want Jeremia
H935 H8804
was [nog] ingaande
H3318 H8802
en uitgaande
H8432
in het midden
H5971
des volks
H1004 H3628
, en zij hadden hem [nog] in het gevangenhuis
H5414 H8804
niet gesteld.
5
H6547
En Farao's
H2428
heir
H4714
was uit Egypte
H3318 H8804
uitgetogen
H3778
; en de Chaldeen
H3389
, die Jeruzalem
H6696 H8802
belegerden
H8088
, als zij het gerucht
H8085 H8799
van hen gehoord hadden
H3389
, zo waren zij van Jeruzalem
H5927 H8735
opgetogen).
6
H3068
Toen geschiedde des HEEREN
H1697
woord
H5030
tot den profeet
H3414
Jeremia
H559 H8800
, zeggende:
7
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
Israels
H559 H8799
: Zo zult gijlieden zeggen
H4428
tot den koning
H3063
van Juda
H7971 H8802
, die u tot Mij gezonden heeft
H1875 H8800
, om Mij te vragen
H6547
: Ziet, Farao's
H2428
heir
H5833
, dat u ter hulpe
H3318 H8802
uitgetogen is
H7725 H8804
, zal wederkeren
H776
in zijn land
H4714
, [in] Egypte;
8
H3778
En de Chaldeen
H7725 H8804
zullen wederkeren
H5892
, en tegen deze stad
H3898 H8738
strijden
H3920 H8804
; en zij zullen ze innemen
H784
, en zullen ze met vuur
H8313 H8804
verbranden.
9
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H5377 H8686
: Bedriegt
H5315
uw zielen
H559 H8800
niet, zeggende
H3778
: De Chaldeen
H1980 H8800
zullen zekerlijk
H3212 H8799
van ons wegtrekken
H3212 H8799
; want zij zullen niet wegtrekken.
10
H5221 H8689
Want al sloegt gijlieden
H2428
het ganse heir
H3778
der Chaldeen
H3898 H8737
, die tegen u strijden
H7604 H8738
, en er bleven
H1856 H8794
van hen [enige] verwonde
H582
mannen
H376
over, zo zouden zich die, een iegelijk
H168
in zijn tent
H6965 H8799
, opmaken
H5892
, en deze stad
H784
met vuur
H8313 H8804
verbranden.
11
H2428
Voorts geschiedde het, als het heir
H3778
der Chaldeen
H3389
van Jeruzalem
H5927 H8736
was opgetogen
H6440
, vanwege
H6547
Farao's
H2428
heir;
12
H3414
Dat Jeremia
H3389
uit Jeruzalem
H3318 H8799
uitging
H3212 H8800
, om te gaan
H776
[in] het land
H1144
van Benjamin
H2505 H8687
, om van daar te scheiden
H8432
door het midden
H5971
des volks.
13
H8179
Als hij in de poort
H1144
van Benjamin
H1167 H6488
was, zo was daar de wachtmeester
H8034
, wiens naam
H3376
was Jerija
H1121
, de zoon
H8018
van Selemja
H1121
, den zoon
H2608
van Hananja
H8610 H8799
; die greep
H5030
den profeet
H3414
Jeremia
H559 H8800
, zeggende
H3778
: Gij wilt tot de Chaldeen
H5307 H8802
vallen!
14
H3414
En Jeremia
H559 H8799
zeide
H8267
: Het is vals
H3778
, ik wil niet tot de Chaldeen
H5307 H8802
vallen
H8085 H8804
. Doch hij hoorde
H3376
niet naar hem; maar Jerija
H8610 H8799
greep
H3414
Jeremia
H935 H8686
aan, en bracht
H8269
hem tot de vorsten.
15
H8269
En de vorsten
H7107 H8799
werden zeer toornig
H3414
op Jeremia
H5221 H8689
en sloegen
H5414 H8804
hem; en zij stelden
H612
hem in het gevangenhuis
H1004
, ten huize
H3083
van Jonathan
H5608 H8802
, den schrijver
H3608
; want zij hadden dat tot een gevangenhuis
H6213 H8804
gemaakt.
16
H3414
Als Jeremia
H1004
in de plaats
H953
des kuils
H2588
, en in de kotjes
H935 H8804
gekomen was
H3414
, en Jeremia
H7227
aldaar veel
H3117
dagen
H3427 H8799
gezeten had;
17
H7971 H8799
Zo zond
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H3947 H8799
henen, en liet hem halen
H4428
; en de koning
H7592 H8799
vraagde
H1004
hem in zijn huis
H5643
, in het verborgene
H559 H8799
, en zeide
H1697
: Is er ook een woord
H3068
van den HEERE
H3414
? En Jeremia
H559 H8799
zeide
H3426
: Er is
H559 H8799
; en hij zeide
H3027
: Gij zult in de hand
H4428
des konings
H894
van Babel
H5414 H8735
gegeven worden.
18
H559 H8799
Voorts zeide
H3414
Jeremia
H4428
tot den koning
H6667
Zedekia
H5650
: Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten
H5971
, of tegen dit volk
H2398 H8804
gezondigd
H1004 H3608
, dat gijlieden mij in het gevangenhuis
H5414 H8804
gesteld hebt?
19
H346
Waar zijn nu
H5030
ulieder profeten
H5012 H8738
, die u geprofeteerd hebben
H559 H8800
, zeggende
H4428
: De koning
H894
van Babel
H776
zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land
H935 H8799
komen.
20
H8085 H8798
Nu dan, hoor
H113
toch, o mijn heer
H4428
koning
H8467
! laat toch mijn smeking
H6440
voor uw aangezicht
H5307 H8799
nedervallen
H7725 H8686
, en breng mij niet weder
H1004
[in] het huis
H3083
van Jonathan
H5608 H8802
, den schrijver
H4191 H8799
, opdat ik aldaar niet sterve.
21
H6680 H0
Toen gaf
H4428
de koning
H6667
Zedekia
H6680 H8762
bevel
H6485 H8686
; en zij bestelden
H3414
Jeremia
H2691
in het voorhof
H4307
der bewaring
H5414 H8800
, en men gaf
H3117
hem des daags
H3603
een bol
H3899
broods
H644 H8802 H2351
uit de Bakkerstraat
H3899
, totdat al het brood
H5892
van de stad
H8552 H8800
op was
H3427 H8799
. Alzo bleef
H3414
Jeremia
H2691
in het voorhof
H4307
der bewaring.