Hosea 7

DSV_Strongs(i)
  1 H3478 Terwijl Ik Israel H7495 genees H669 , zo wordt Efraims H5771 ongerechtigheid H1540 ontdekt H7451 , mitsgaders de boosheden H8111 van Samaria H6466 ; want zij werken H8267 valsheid H1590 ; en de dief H935 gaat er in H1416 , de bende H6584 der straatschenders stroopt H2351 daar buiten.
  2 H559 En zij zeggen H3824 niet in hun hart H7451 , [dat] Ik al hunner boosheid H2142 gedachtig ben H5437 ; nu omsingelen H4611 hen hun handelingen H6440 , zij zijn voor Mijn aangezicht.
  3 H8055 Zij verblijden H4428 den koning H7451 met hun boosheid H8269 , en de vorsten H3585 met hun leugenen.
  4 H5003 Zij bedrijven al te zamen overspel H8574 , zij zijn gelijk een bakoven H1197 , die heet gemaakt is H644 van den bakker H7673 ; [die] ophoudt H5782 van wakker te zijn H1217 , nadat hij het deeg H3888 heeft gekneed H2556 , totdat het doorgezuurd zij.
  5 H3117 Het is de dag H4428 onzes konings H8269 ; de vorsten H2470 maken [hem] krank H2534 [door] verhitting H3196 van den wijn H4900 ; hij strekt H3027 zijn hand H3945 voort met de spotters.
  6 H7126 Want zij voeren H3820 hun hart H8574 aan, als een bakoven H693 , tot hun lagen H644 ; hunlieder bakker H3463 slaapt H3915 den gansen nacht H1242 ; 's morgens H1197 brandt H3852 hij als een vlammend H784 vuur.
  7 H2552 Zij zijn allen te zamen verhit H8574 als een bakoven H398 , en zij verteren H8199 hun rechters H4428 ; al hun koningen H5307 vallen H7121 ; er is niemand onder hen, die tot Mij roept.
  8 H669 Efraim H1101 , die verwart H5971 zich met de volken H669 ; Efraim H5692 is een koek H2015 , die niet is omgekeerd;
  9 H2114 Vreemden H398 verteren H3581 zijn kracht H3045 , en hij merkt H7872 het niet; ook is de grauwigheid H2236 op hem verspreid H3045 , en hij merkt het niet.
  10 H1347 Dies zal de hovaardij H3478 van Israel H6440 in zijn aangezicht H6030 getuigen H7725 ; dewijl zij zich niet bekeren H3068 tot den HEERE H430 , hun God H1245 , noch Hem zoeken in alle deze.
  11 H669 Want Efraim H6601 is als een botte H3123 duif H3820 , zonder hart H7121 ; zij roepen H4714 Egypte H1980 aan, zij gaan henen H804 tot Assur.
  12 H3212 Wanneer zij zullen henengaan H7568 , zal Ik Mijn net H6566 over hen uitspreiden H5775 , Ik zal ze als vogelen H8064 des hemels H3381 doen nederdalen H3256 . Ik zal ze tuchtigen H8088 , gelijk gehoord H5712 is in hun vergadering.
  13 H188 Wee H5074 hen, want zij zijn van Mij afgezworven H7701 ; verstoring H6586 over hen, want zij hebben tegen Mij overtreden H6299 ! Ik zou hen wel verlossen H1696 , maar zij spreken H3577 leugenen tegen Mij.
  14 H2199 Zij roepen ook niet H3820 tot Mij met hun hart H3213 , wanneer zij huilen H4904 op hun legers H1715 ; om koren H8492 en most H1481 verzamelen H5493 zij zich, [maar] zij wederstreven tegen Mij.
  15 H3256 Ik heb hen wel getuchtigd H2220 , [en] hunlieder armen H2388 gesterkt H2803 ; maar zij denken H7451 kwaad tegen Mij.
  16 H7725 Zij keren zich H5920 , [maar] niet [tot] den Allerhoogste H7423 , zij zijn als een bedriegelijke H7198 boog H8269 ; hun vorsten H5307 vallen H2719 door het zwaard H2195 ; vanwege de gramschap H3956 hunner tong H2097 ; dit H3933 is hunlieder bespotting H776 H4714 in Egypteland.