Ezekiel 20

DSV_Strongs(i)
  1 H7637 En het geschiedde in het zevende H8141 jaar H2549 , in de vijfde H6218 [maand], op den tienden H2320 derzelver maand H582 , dat er mannen H2205 uit de oudsten H3478 van Israel H935 H8804 kwamen H3068 , om den HEERE H1875 H8800 te vragen H3427 H8799 ; en zij zaten neder H6440 voor mijn aangezicht.
  2 H3068 Toen geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  3 H1121 H120 Mensenkind H1696 H8761 , spreek H2205 tot de oudsten H3478 van Israel H559 H8804 , en zeg H559 H8804 tot hen: Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H935 H8802 : Komt gij H1875 H8800 , om Mij te vragen H2416 ? [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef H1875 H8735 , zo Ik van u gevraagd worde H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  4 H8199 H8799 Zoudt gij hun recht geven H8199 H8799 , zoudt gij hun recht geven H1121 H120 , o mensenkind H3045 H0 ? Maak H8441 hun de gruwelen H1 hunner vaderen H3045 H8685 bekend;
  5 H559 H8804 En zeg H559 H8804 tot hen: Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H3117 : Ten dage H3478 als Ik Israel H977 H8800 verkoos H5375 H8799 , zo hief Ik H3027 Mijn hand H2233 op tot het zaad H1004 van het huis H3290 Jakobs H3045 H0 , en maakte Mijzelven H776 H4714 hun in Egypteland H3045 H8735 bekend H5375 H8799 ; ja, Ik hief H3027 Mijn hand H559 H8800 tot hen op, zeggende H3068 : Ik ben de HEERE H430 , uw God.
  6 H3117 Ten zelven dage H5375 H8804 hief Ik H3027 Mijn hand H776 H4714 tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland H3318 H8687 uitvoeren zou H776 , in een land H8446 H8804 , dat Ik voor hen uitgespeurd had H2100 H8802 , vloeiende H2461 van melk H1706 en honig H6643 , hetwelk het sieraad H776 is van alle landen.
  7 H559 H8799 En Ik zeide H376 tot hen: Een ieder H7993 H0 werpe H8251 de verfoeiselen H5869 zijner ogen H7993 H8685 weg H2930 H8691 ; en verontreinigt H1544 ulieden niet met de drekgoden H4714 van Egypte H3068 ; Ik, de HEERE H430 , ben uw God.
  8 H4784 H8686 Maar zij waren wederspannig H14 H8804 tegen Mij, en wilden H8085 H8800 naar Mij niet horen H376 ; niemand H7993 H0 wierp H8251 de verfoeiselen H5869 zijner ogen H7993 H8689 weg H5800 H8804 , noch verliet H1544 de drekgoden H4714 van Egypte H559 H8799 ; daarom zeide Ik H2534 , dat Ik Mijn grimmigheid H8210 H8800 over hen uitgieten zou H639 , om Mijn toorn H3615 H8763 tegen hen te volbrengen H8432 in het midden H776 H4714 van Egypteland.
  9 H6213 H8799 Doch Ik deed H8034 het om Mijns Naams H2490 H8736 wil, opdat hij niet ontheiligd wierde H5869 voor de ogen H1471 der heidenen H8432 , in welker midden H5869 zij waren; aan welke Ik Mij, voor derzelver ogen H3045 H8738 , bekend gemaakt heb H776 H4714 , om hen uit Egypteland H3318 H8687 uit te voeren.
  10 H3318 H8686 En Ik voerde H776 H4714 hen uit Egypteland H935 H8686 , en bracht H4057 hen in de woestijn.
  11 H5414 H8799 Daar gaf Ik H2708 hun Mijn inzettingen H3045 H0 , en maakte H4941 hun Mijn rechten H3045 H8689 bekend H120 , dewelke, zo ze een mens H6213 H8799 doet H2425 H8804 , zal [hij] door dezelve leven.
  12 H5414 H8804 Daartoe ook gaf Ik H7676 hun Mijn sabbatten H226 , om een teken H3045 H8800 te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten H3068 , dat Ik de HEERE H6942 H8764 ben, Die hen heilige.
  13 H1004 Maar het huis H3478 Israels H4784 H8686 werd wederspannig H4057 tegen Mij in de woestijn H1980 H8804 ; zij wandelden H2708 in Mijn inzettingen H3988 H8804 niet, en verwierpen H4941 Mijn rechten H120 ; dewelke, zo ze een mens H6213 H8799 doet H2425 H8804 , zal [hij] door dezelve leven H2490 H8765 ; en zij ontheiligden H7676 Mijn sabbatten H3966 zeer H559 H8799 , dat Ik zeide H2534 , Mijn grimmigheid H8210 H8800 te zullen uitgieten H4057 over hen in de woestijn H3615 H8763 , om hen te verdoen.
  14 H6213 H8799 Maar Ik deed H8034 het om Mijns Naams H2490 H8736 wil, opdat die niet ontheiligd werd H5869 voor de ogen H1471 van die heidenen H5869 , voor welker ogen H3318 H8689 Ik hen uitvoerde.
  15 H5375 H8804 Evenwel hief Ik H3027 ook Mijn hand H4057 op tot hen in de woestijn H935 H8687 , dat Ik hen niet zou brengen H776 in het land H5414 H8804 , dat Ik [hun] gegeven had H2100 H8802 , vloeiende H2461 van melk H1706 en honig H6643 , hetwelk het sieraad H776 is van alle landen;
  16 H4941 Daarom dat zij Mijn rechten H3988 H8804 verwierpen H2708 , en in Mijn inzettingen H1980 H8804 niet wandelden H7676 , en Mijn sabbatten H2490 H8765 ontheiligden H3820 ; want hun hart H1980 H8802 wandelde H1544 hun drekgoden H310 na.
  17 H5869 Doch Mijn oog H2347 H8799 verschoonde H7843 H8763 hen, dat Ik hen niet verdierf H3617 , en geen voleinding H6213 H8804 met hen maakte H4057 in de woestijn.
  18 H559 H8799 Maar Ik zeide H1121 tot hun kinderen H4057 in de woestijn H3212 H8799 : Wandelt H2706 niet in de inzettingen H1 uwer vaderen H8104 H8799 , en onderhoudt H4941 hun rechten H2930 H8691 niet, en verontreinigt u H1544 niet met hun drekgoden.
  19 H3068 Ik ben de HEERE H430 , uw God H3212 H8798 , wandelt H2708 in Mijn inzettingen H8104 H8798 , en onderhoudt H4941 Mijn rechten H6213 H8798 , en doet dezelve.
  20 H6942 H8761 En heiligt H7676 Mijn sabbatten H226 , en zij zullen tot een teken H3045 H8800 zijn tussen Mij en tussen ulieden, opdat gij weet H3068 , dat Ik, de HEERE H430 , uw God ben.
  21 H1121 Maar die kinderen H4784 H8686 waren [ook] wederspannig H1980 H8804 tegen Mij; zij wandelden H2708 niet in Mijn inzettingen H4941 , en Mijn rechten H8104 H8804 namen zij niet waar H6213 H8800 , om die te doen H120 ; dewelke, zo ze een mens H6213 H8799 doet H2425 H8804 , zal [hij] door dezelve leven H2490 H8765 ; zij ontheiligden H7676 Mijn sabbatten H559 H8799 , dat Ik zeide H2534 , Mijn grimmigheid H8210 H8800 te zullen uitgieten H3615 H8763 over hen, volbrengende H639 Mijn toorn H4057 tegen hen in de woestijn.
  22 H7725 H0 Doch Ik keerde H3027 Mijn hand H7725 H8689 af H6213 H8799 , en deed H8034 het om Mijns Naams H5869 wil, opdat hij voor de ogen H1471 der heidenen H2490 H8736 niet zou ontheiligd worden H5869 , voor welker ogen H3318 H8689 Ik hen uitgevoerd had.
  23 H5375 H8804 Ik hief H3027 ook Mijn hand H4057 tot hen op in de woestijn H6327 H8687 , dat Ik hen verspreiden zou H1471 onder de heidenen H2219 H8763 , en hen verstrooien H776 in de landen;
  24 H4941 Omdat zij Mijn rechten H6213 H8804 niet gedaan hadden H2708 , maar Mijn inzettingen H3988 H8804 verworpen H7676 en Mijn sabbatten H2490 H8765 ontheiligd hadden H5869 , en hun ogen H310 achter H1544 de drekgoden H1 hunner vaderen waren.
  25 H5414 H8804 Daarom gaf Ik H2706 hun ook besluitingen H2896 , die niet goed H4941 waren, en rechten H2421 H8799 , waarbij zij niet leven zouden.
  26 H2930 H8762 En Ik verontreinigde H4979 hen in hun giften H5674 H8687 , omdat zij [door] [het] [vuur] deden doorgaan H7356 al wat de baarmoeder H6363 opent H8074 H8686 ; opdat Ik ze verwoesten zou H3045 H8799 , ten einde dat zij zouden weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.
  27 H1121 H120 Daarom, mensenkind H1696 H8761 , spreek H1004 tot het huis H3478 Israels H559 H8804 , en zeg H559 H8804 tot hen: Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H1 : Hiermede nog hebben Mij uw vaderen H1442 H8765 gesmaad H4604 , dat zij door overtreding H4603 H8800 tegen Mij overtreden hebben.
  28 H776 Als Ik hen in het land H935 H8686 gebracht had H3027 , over hetwelk Ik Mijn hand H5375 H8804 opgeheven had H5414 H8800 , om hetzelve hun te geven H7200 H8799 , zo zagen zij H7311 H8802 naar allen hogen H1389 heuvel H5687 en alle dicht H6086 geboomte H2076 H8799 , en offerden H2077 daar hun offeren H5414 H8799 , en zij gaven H3708 daar hun tergende H7133 offeranden H7760 H8799 , en daar zetten zij H5207 hun liefelijken H7381 reuk H5258 H8686 , en daar offerden zij H5262 hun drankofferen.
  29 H559 H8799 En Ik zeide H1116 tot hen: Wat is die hoogte H935 H8802 , waarhenen gij gaat H8034 ? Nochtans is de naam H7121 H8735 daarvan genoemd H1117 hoogte H3117 , tot op dezen dag toe.
  30 H559 H8798 Daarom zeg H1004 tot het huis H3478 Israels H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H2930 H8737 : Zijt gij verontreinigd geworden H1870 in den weg H1 uwer vaderen H2181 H8802 , en hoereert gij H310 achter H8251 hun verfoeiselen?
  31 H5375 H8800 Ja, met het offeren H4979 uwer gaven H1121 , met uw kinderen H784 door het vuur H5674 H8687 te doen doorgaan H2930 H8737 , zijt gij verontreinigd H1544 aan al uw drekgoden H3117 tot op dezen dag H1875 H8735 toe; en zou Ik van u gevraagd worden H1004 , o huis H3478 Israels H2416 ? [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE H1875 H8735 , zo Ik van u gevraagd worde!
  32 H7307 Daarom, dat in uw geest H5927 H8802 opgeklommen is H559 H8802 , zal geenszins geschieden, dat gij zegt H1471 : Wij zullen als de heidenen H4940 en als de geslachten H776 der landen H1961 H8799 zijn H8334 H8763 , dienende H6086 hout H68 en steen.
  33 H2416 [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE H2389 : Zo Ik niet met een sterke H3027 hand H5186 H8803 , en uitgestrekten H2220 arm H8210 H8803 , en met een uitgegoten H2534 grimmigheid H4427 H8799 over u zal regeren!
  34 H5971 Want Ik zal u uit de volken H3318 H8689 voeren H6908 H8765 , en u vergaderen H776 uit de landen H6327 H8738 , waarin gij verstrooid zijt H2389 , door een sterke H3027 hand H5186 H8803 , en door een uitgestrekten H2220 arm H8210 H8803 , en door een uitgegoten H2534 grimmigheid.
  35 H935 H8689 Daartoe zal Ik u brengen H4057 in de woestijn H5971 der volken H8199 H8738 , en Ik zal met u aldaar rechten H6440 , aangezicht H6440 aan aangezicht;
  36 H8199 H8738 Gelijk als Ik gerecht heb H1 met uw vaderen H4057 in de woestijn H776 H4714 van Egypteland H8199 H8735 , alzo zal Ik met u rechten H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  37 H7626 En Ik zal ulieden onder de roede H5674 H8689 doen doorgaan H935 H8689 , en Ik zal u brengen H4562 onder den band H1285 des verbonds.
  38 H4775 H8802 Daartoe zal Ik, die rebel zijn H6586 H8802 , en die tegen Mij overtreden H1305 H8804 , uit ulieden uitzuiveren H776 ; Ik zal hen uit het land H4033 hunner vreemdelingschappen H3318 H8686 uitvoeren H127 , en zij zullen in het landschap H3478 Israels H935 H8799 niet [weder] komen H3045 H8804 , en gij zult weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.
  39 H1004 En gijlieden, o huis H3478 Israels H559 H8804 , alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H3212 H8798 : Gaat henen H5647 H8798 , dient H376 een ieder H1544 zijn drekgoden H310 , ook hierna H8085 H8802 , dewijl gijlieden naar Mij niet hoort H2490 H8762 ; doch ontheiligt H6944 niet meer Mijn heiligen H8034 Naam H4979 , met uw giften H1544 en met uw drekgoden.
  40 H6944 Want op Mijn heiligen H2022 berg H4791 , op den hogen H2022 berg H3478 Israels H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE H1004 , daar zal Mij het ganse huis H3478 Israels H776 in het land H5647 H8799 dienen H7521 H8799 , zij allen; daar zal Ik welgevallen aan hen nemen H8641 , en daar zal Ik uw hefofferen H1875 H8799 eisen H7225 , en de eerstelingen H4864 uwer heffingen H6944 met al uw geheiligde dingen.
  41 H7521 H8799 Ik zal een welgevallen aan ulieden nemen H5207 om den liefelijken H7381 reuk H5971 , wanneer Ik u van de volken H3318 H8687 uitvoeren H6908 H8765 , en u vergaderen zal H776 uit de landen H6327 H8738 , in dewelke gij zult verstrooid zijn H6942 H8738 , en Ik zal in u geheiligd worden H5869 voor de ogen H1471 der heidenen.
  42 H3045 H8804 En gij zult weten H3068 , dat Ik de HEERE H127 ben, als Ik u in het landschap H3478 Israels H935 H8687 gebracht zal hebben H776 , in het land H3027 , waarover Ik Mijn hand H5375 H8804 opgeheven heb H1 , om hetzelve uw vaderen H5414 H8800 te geven.
  43 H2142 H8804 Daar zult gij dan gedenken H1870 aan uw wegen H5949 , en aan al uw handelingen H2930 H8738 waarmede gij u verontreinigd hebt H6440 , en gij zult van u zelven H6962 H8738 een walging hebben H7451 over al uw boosheden H6213 H8804 , die gij gedaan hebt.
  44 H3045 H8804 Zo zult gij weten H3068 , dat Ik de HEERE H6213 H8800 ben, als Ik met u gedaan zal hebben H8034 , om Mijns Naams H7451 wil, niet naar uw boze H1870 wegen H7843 H8737 , noch naar uw verdorven H5949 handelingen H1004 , o huis H3478 Israels H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  45 H3068 Verder geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  46 H1121 H120 Mensenkind H7760 H8798 , zet H6440 uw aangezicht H1870 naar den weg H8486 van het zuiden H5197 H8685 , en drup H1864 tegen het zuiden H5012 H8734 ; en profeteer H3293 tegen het woud H7704 van het veld H5045 [in] [het] zuiden.
  47 H559 H8804 En zeg H3293 H5045 tot het zuiderwoud H8085 H8798 : Hoor H3068 des HEEREN H1697 woord H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H784 : Ziet, Ik zal een vuur H3341 H8688 in u aansteken H3892 , hetwelk in u allen groenen H6086 boom H3002 en allen dorren H6086 boom H398 H8804 verteren zal H3852 ; de vlammende H7957 vlam H3518 H8799 zal niet uitgeblust worden H6866 H8738 , maar daardoor zullen verbrand worden H6440 alle aangezichten H5045 van het zuiden H6828 tot het noorden toe.
  48 H1320 En alle vlees H7200 H8804 zal zien H3068 , dat Ik, de HEERE H1197 H8765 , dat aangestoken heb H3518 H8799 ; het zal niet uitgeblust worden.
  49 H559 H8799 En ik zeide H162 : Ach H136 , Heere H3069 HEERE H559 H8802 , zij zeggen H4911 H8764 van mij: Is hij niet een verdichter H4912 van gelijkenissen?