DSV_Strongs(i)
1
H310
En daarna
H935 H8804
gingen
H4872
Mozes
H175
en Aaron
H559 H8799
heen, en zeiden
H6547
tot Farao
H559 H8804
: Alzo zegt
H3068
de HEERE
H430
, de God
H3478
van Israel
H5971
: Laat Mijn volk
H7971 H8761
trekken
H2287 H8799
, dat het Mij een feest houde
H4057
in de woestijn!
2
H6547
Maar Farao
H559 H8799
zeide
H3068
: Wie is de HEERE
H6963
, Wiens stem
H8085 H8799
ik gehoorzamen zou
H3478
, om Israel
H7971 H8763
te laten trekken
H3045 H8804
? Ik ken
H3068
den HEERE
H3478
niet, en ik zal ook Israel
H7971 H8762
niet laten trekken.
3
H559 H8799
Zij dan zeiden
H430
: De God
H5680
der Hebreen
H7122 H8738
is ons ontmoet
H3212 H8799
; zo laat ons toch heentrekken
H1870
, den weg
H7969
van drie
H3117
dagen
H4057
in de woestijn
H3068
, en den HEERE
H430
, onzen God
H2076 H8799
, offeren
H6293 H8799
, dat Hij ons niet overkome
H1698
met pestilentie
H2719
, of met het zwaard.
4
H559 H8799
Toen zeide
H4428
de koning
H4714
van Egypte
H4872
tot hen: Gij, Mozes
H175
en Aaron
H6544 H8686
! waarom trekt gij
H5971
het volk
H4639
af van hun werken
H3212 H8798
? Gaat heen
H5450
tot uw lasten.
5
H559 H8799
Verder zeide
H6547
Farao
H5971
: Ziet, het volk
H776
des lands
H7227
is alreeds [te] veel
H7673 H8689
; en zoudt gijlieden hen doen rusten
H5450
van hun lasten?
6
H6680 H8762
Daarom beval
H6547
Farao
H3117
, ten zelfden dage
H5065 H8802
, aan de aandrijvers
H5971
onder het volk
H7860 H8802
, en deszelfs ambtlieden
H559 H8800
, zeggende:
7
H5971
Gij zult voortaan aan deze lieden
H8401
geen stro
H3254 H8686
meer
H5414 H8800
geven
H3835 H8800
, tot het maken
H3843
der tichelstenen
H8032
, als gisteren
H8543
[en] eergisteren
H3212 H8799
; laat hen zelven heengaan
H8401
, en stro
H7197 H8782
voor zichzelven verzamelen.
8
H4971
En het getal
H3843
der tichelstenen
H8032
, die zij gisteren
H8543
[en] eergisteren
H6213 H8802
gemaakt hebben
H7760 H8799
, zult gij hun opleggen
H1639 H8799
; gij zult daarvan niet verminderen
H7503 H8737
; want zij gaan ledig
H6817 H8802
; daarom roepen zij
H559 H8800
, zeggende
H3212 H8799
: Laat ons gaan
H430
, laat ons onzen God
H2076 H8799
offeren!
9
H3513 H8799
Men verzware
H5656
den dienst
H582
over deze mannen
H6213 H8799
, dat zij daaraan te doen hebben
H8159 H8799
, en zich niet vergapen
H8267
aan leugenachtige
H1697
woorden.
10
H3318 H8799
Toen gingen
H5065 H8802
de aandrijvers
H5971
des volks
H7860 H8802
uit, en deszelfs ambtlieden
H559 H8799
, en spraken
H5971
tot het volk
H559 H8800
, zeggende
H559 H8804
: Zo zegt
H6547
Farao
H8401
: Ik zal ulieden geen stro
H5414 H8802
geven.
11
H3212 H8798
Gaat gij [zelve] heen
H3947 H8798
, haalt
H8401
u stro
H834
, waar
H4672 H8799
gij het vindt
H3588
; doch
H5656
van uw dienst
H1697
zal niet
H1639 H8737
verminderd worden.
12
H6327 H8686
Toen verstrooide zich
H5971
het volk
H776
in het ganse land
H4714
van Egypte
H7179
, dat het stoppelen
H7197 H8780
verzamelde
H8401
, voor stro.
13
H5065 H8802
En de aandrijvers
H213 H8801
drongen aan
H559 H8800
, zeggende
H3615 H8761
: Voleindigt
H4639
uw werken
H1697
, [elk] dagwerk
H3117
op zijn dag
H8401
, gelijk toen er stro
H1961 H8800
was.
14
H7860 H8802
En de ambtlieden
H1121
der kinderen
H3478
Israels
H6547
, die Farao's
H5065 H8802
aandrijvers
H7760 H8804
over hen gesteld hadden
H5221 H8714
, werden geslagen
H559 H8800
, [en] men zeide
H2706
: Waarom hebt gijlieden uw gezette werk
H3615 H8765
niet voleindigd
H3835 H8800
, in het maken der tichelstenen
H8032 H8543
, gelijk te voren
H8543
, alzo ook gisteren
H3117
en heden?
15
H935 H8799
Derhalve gingen
H7860 H8802
de ambtlieden
H1121
der kinderen
H3478
Israels
H6817 H8799
, en schreeuwden
H6547
tot Farao
H559 H8800
, zeggende
H6213 H8799
: Waarom doet gij
H5650
uw knechten alzo?
16
H5650
Aan uw knechten
H8401
wordt geen stro
H5414 H8737
gegeven
H559 H8802
, en zij zeggen
H6213 H8798
tot ons: Maakt
H3843
de tichelstenen
H5650
; en ziet, uw knechten
H5221 H8716
worden geslagen
H2398 H8804
, doch de schuld
H5971
is uws volks!
17
H559 H8799
Hij dan zeide
H7503 H8737
: Gijlieden gaat ledig
H7503 H8737
, ledig gaat gij
H559 H8802
; daarom zegt gij
H3212 H8799
: Laat ons gaan
H3068
, laat ons den HEERE
H2076 H8799
offeren!
18
H3212 H8798
Zo gaat nu heen
H5647 H8798
, arbeidt
H8401
; doch stro
H5414 H8735
zal u niet gegeven worden
H8506
; evenwel zult gij het getal
H3843
der tichelstenen
H5414 H8799
leveren.
19
H7200 H8799
Toen zagen
H7860 H8802
de ambtlieden
H1121
der kinderen
H3478
Israels
H7451
, dat het kwalijk
H559 H8800
met hen stond, dewijl men zeide
H1639 H8799
: Gij zult niet minderen
H3843
van uw tichelstenen
H1697
, [van] het dagwerk
H3117
op zijn dag.
20
H6293 H8799
En zij ontmoetten
H4872
Mozes
H175
en Aaron
H7125 H8800
, die tegen hen over
H5324 H8737
stonden
H6547
, toen zij van Farao
H3318 H8800
uitgingen.
21
H559 H8799
En zeiden
H3068
tot hen: De HEERE
H7200 H8799
zie
H8199 H8799
op u, en richte
H7381
[het], dewijl dat gij onzen reuk
H887 H8689
hebt stinkende gemaakt
H5869
voor
H6547
Farao
H5869
, en voor
H5650
zijn knechten
H5414 H8800
, gevende
H2719
een zwaard
H3027
in hun handen
H2026 H8800
, om ons te doden.