Exodus 5

DSV_Strongs(i)
  1 H310 En daarna H935 H8804 gingen H4872 Mozes H175 en Aaron H559 H8799 heen, en zeiden H6547 tot Farao H559 H8804 : Alzo zegt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 van Israel H5971 : Laat Mijn volk H7971 H8761 trekken H2287 H8799 , dat het Mij een feest houde H4057 in de woestijn!
  2 H6547 Maar Farao H559 H8799 zeide H3068 : Wie is de HEERE H6963 , Wiens stem H8085 H8799 ik gehoorzamen zou H3478 , om Israel H7971 H8763 te laten trekken H3045 H8804 ? Ik ken H3068 den HEERE H3478 niet, en ik zal ook Israel H7971 H8762 niet laten trekken.
  3 H559 H8799 Zij dan zeiden H430 : De God H5680 der Hebreen H7122 H8738 is ons ontmoet H3212 H8799 ; zo laat ons toch heentrekken H1870 , den weg H7969 van drie H3117 dagen H4057 in de woestijn H3068 , en den HEERE H430 , onzen God H2076 H8799 , offeren H6293 H8799 , dat Hij ons niet overkome H1698 met pestilentie H2719 , of met het zwaard.
  4 H559 H8799 Toen zeide H4428 de koning H4714 van Egypte H4872 tot hen: Gij, Mozes H175 en Aaron H6544 H8686 ! waarom trekt gij H5971 het volk H4639 af van hun werken H3212 H8798 ? Gaat heen H5450 tot uw lasten.
  5 H559 H8799 Verder zeide H6547 Farao H5971 : Ziet, het volk H776 des lands H7227 is alreeds [te] veel H7673 H8689 ; en zoudt gijlieden hen doen rusten H5450 van hun lasten?
  6 H6680 H8762 Daarom beval H6547 Farao H3117 , ten zelfden dage H5065 H8802 , aan de aandrijvers H5971 onder het volk H7860 H8802 , en deszelfs ambtlieden H559 H8800 , zeggende:
  7 H5971 Gij zult voortaan aan deze lieden H8401 geen stro H3254 H8686 meer H5414 H8800 geven H3835 H8800 , tot het maken H3843 der tichelstenen H8032 , als gisteren H8543 [en] eergisteren H3212 H8799 ; laat hen zelven heengaan H8401 , en stro H7197 H8782 voor zichzelven verzamelen.
  8 H4971 En het getal H3843 der tichelstenen H8032 , die zij gisteren H8543 [en] eergisteren H6213 H8802 gemaakt hebben H7760 H8799 , zult gij hun opleggen H1639 H8799 ; gij zult daarvan niet verminderen H7503 H8737 ; want zij gaan ledig H6817 H8802 ; daarom roepen zij H559 H8800 , zeggende H3212 H8799 : Laat ons gaan H430 , laat ons onzen God H2076 H8799 offeren!
  9 H3513 H8799 Men verzware H5656 den dienst H582 over deze mannen H6213 H8799 , dat zij daaraan te doen hebben H8159 H8799 , en zich niet vergapen H8267 aan leugenachtige H1697 woorden.
  10 H3318 H8799 Toen gingen H5065 H8802 de aandrijvers H5971 des volks H7860 H8802 uit, en deszelfs ambtlieden H559 H8799 , en spraken H5971 tot het volk H559 H8800 , zeggende H559 H8804 : Zo zegt H6547 Farao H8401 : Ik zal ulieden geen stro H5414 H8802 geven.
  11 H3212 H8798 Gaat gij [zelve] heen H3947 H8798 , haalt H8401 u stro H834 , waar H4672 H8799 gij het vindt H3588 ; doch H5656 van uw dienst H1697 zal niet H1639 H8737 verminderd worden.
  12 H6327 H8686 Toen verstrooide zich H5971 het volk H776 in het ganse land H4714 van Egypte H7179 , dat het stoppelen H7197 H8780 verzamelde H8401 , voor stro.
  13 H5065 H8802 En de aandrijvers H213 H8801 drongen aan H559 H8800 , zeggende H3615 H8761 : Voleindigt H4639 uw werken H1697 , [elk] dagwerk H3117 op zijn dag H8401 , gelijk toen er stro H1961 H8800 was.
  14 H7860 H8802 En de ambtlieden H1121 der kinderen H3478 Israels H6547 , die Farao's H5065 H8802 aandrijvers H7760 H8804 over hen gesteld hadden H5221 H8714 , werden geslagen H559 H8800 , [en] men zeide H2706 : Waarom hebt gijlieden uw gezette werk H3615 H8765 niet voleindigd H3835 H8800 , in het maken der tichelstenen H8032 H8543 , gelijk te voren H8543 , alzo ook gisteren H3117 en heden?
  15 H935 H8799 Derhalve gingen H7860 H8802 de ambtlieden H1121 der kinderen H3478 Israels H6817 H8799 , en schreeuwden H6547 tot Farao H559 H8800 , zeggende H6213 H8799 : Waarom doet gij H5650 uw knechten alzo?
  16 H5650 Aan uw knechten H8401 wordt geen stro H5414 H8737 gegeven H559 H8802 , en zij zeggen H6213 H8798 tot ons: Maakt H3843 de tichelstenen H5650 ; en ziet, uw knechten H5221 H8716 worden geslagen H2398 H8804 , doch de schuld H5971 is uws volks!
  17 H559 H8799 Hij dan zeide H7503 H8737 : Gijlieden gaat ledig H7503 H8737 , ledig gaat gij H559 H8802 ; daarom zegt gij H3212 H8799 : Laat ons gaan H3068 , laat ons den HEERE H2076 H8799 offeren!
  18 H3212 H8798 Zo gaat nu heen H5647 H8798 , arbeidt H8401 ; doch stro H5414 H8735 zal u niet gegeven worden H8506 ; evenwel zult gij het getal H3843 der tichelstenen H5414 H8799 leveren.
  19 H7200 H8799 Toen zagen H7860 H8802 de ambtlieden H1121 der kinderen H3478 Israels H7451 , dat het kwalijk H559 H8800 met hen stond, dewijl men zeide H1639 H8799 : Gij zult niet minderen H3843 van uw tichelstenen H1697 , [van] het dagwerk H3117 op zijn dag.
  20 H6293 H8799 En zij ontmoetten H4872 Mozes H175 en Aaron H7125 H8800 , die tegen hen over H5324 H8737 stonden H6547 , toen zij van Farao H3318 H8800 uitgingen.
  21 H559 H8799 En zeiden H3068 tot hen: De HEERE H7200 H8799 zie H8199 H8799 op u, en richte H7381 [het], dewijl dat gij onzen reuk H887 H8689 hebt stinkende gemaakt H5869 voor H6547 Farao H5869 , en voor H5650 zijn knechten H5414 H8800 , gevende H2719 een zwaard H3027 in hun handen H2026 H8800 , om ons te doden.
  22 H7725 H8799 Toen keerde H4872 Mozes H3068 weder tot den HEERE H559 H8799 , en zeide H136 : Heere H5971 ! waarom hebt Gij dit volk H7489 H8689 kwaad gedaan H7971 H8804 , waarom hebt Gij mij nu gezonden?
  23 H6547 Want van toen af, dat ik tot Farao H935 H8804 ben ingegaan H8034 , om in Uw naam H1696 H8763 te spreken H5971 , heeft hij dit volk H7489 H8689 kwaad gedaan H5971 ; en Gij hebt Uw volk H5337 H8687 geenszins H5337 H8689 verlost.